Skip to main content

Mijn eerdere beschrijvingen van ‘loslaten’ zijn onlangs in een ander perspectief komen te staan. Want sinds half oktober word ik uitgedaagd in de ultieme vorm van loslaten: het laten gaan van een dierbare. De vrouw die mij heeft gebaard, gevormd, liefgehad, verzorgd en soms gekweld is er niet meer.

Het proces begon al eerder in 2019. Al langer liep ik rond met het gevoel dat onze tijd kostbaar was. Was er een soort weemoed als ik bij haar op bezoek was geweest. Had ik het gevoel dat ik dichter bij elkaar wilde wonen. Hoorde ik dat ze zei ‘ik denk niet dat ik nog lang leef’, maar snapte ik het niet. Mijn moeder, 80 jaar, maar door velen 10 jaar jonger geschat, modern gekleed, altijd goed verzorgd. Op haar laatste verjaardag nog op de schommel. De jongste en de meest gezonde van 4 kinderen, waarvan de moeder 101 was geworden. Die leeftijd was ons referentiekader. ‘Je kan nog wel 20 jaar mee, mam’, zei ik. Maar mijn onderbewuste zei iets anders. Er hing iets in de lucht. Pas achteraf kan je alles plaatsen.

Op 18 oktober kreeg ze een hevige hersenbloeding. Twee weken ervoor had ze een tia gehad. Op 16 oktober was ik nog met haar in het ziekenhuis geweest voor een nagesprek. Alle klachten die ze die dag noemde (tintelingen, moeheid, emotioneel) werden toegeschreven aan deze tia. Opgelucht reden we naar haar huis. Ze was erg vrolijk want ze voelde zich gehoord en haar klachten waren verklaarbaar. Bij haar thuis hebben we gezellig thee gedronken en liet ik foto’s zien van mijn recente weekend Dublin met mijn oudste dochter. Ik ging bijtijds naar huis, maar dat was oké. Ze zou me uitzwaaien en dan gauw m’n broer bellen om het goede nieuws te melden. Ik zie haar nog staan in het trappenhuis; de gebruikelijke kushand als laatste groet.

Twee dagen later is het helemaal mis. Als ik in het ziekenhuis aankom probeert mijn broer me op te vangen om me voor te bereiden, maar we missen elkaar en treffen elkaar als ik al aan het bed van onze moeder zit. Ik zie een combinatie van angst, herkenning en vragen in haar ogen. Ze kan niet praten en windt zich erg op. Verplegers en artsen willen mijn aandacht; er is schrik in ieders ogen. Maar mijn moeder heeft me nodig en dat zeg ik ook: ‘Ik denk dat m’n moeder me nu eerst nodig heeft.’ Die dag was er nog een vorm van contact.

En dan volgt een rollercoaster week. Die avond ligt ze op de IC en is het beeld al slecht. De volgende ochtend worden mijn broer en ik uitgenodigd voor een gesprek met de neuroloog en IC arts en krijgen we te horen dat de bloeding is toegenomen, dat er niets meer aan te doen is. ‘Dus ze gaat dood?’, vraagt mijn broer, want dat wordt niet letterlijk uitgesproken, maar lijkt de enige conclusie. Die vraag wordt bevestigend beantwoord. Ze kunnen alleen nog zorgen voor zo veel mogelijk comfort, maar zullen de medicatie stoppen. Bij complicaties zal niet worden gereanimeerd. Paf, dat komt binnen. Hoe is dit mogelijk?

Het proces van loslaten startte eigenlijk die dag al. Een mens past zich snel aan nieuwe situaties aan. De avond ervoor had ik nog iets van ‘maar dít is niet mijn moeder!’ maar nu was onze taak om er zo veel mogelijk voor haar te zijn, verpleging in te seinen als ze onrustig was, te vragen of ze haar wilden verleggen, te vragen om morfine, haar hand vast te houden, haar favoriete muziek te draaien op de telefoon, haar hoofd met eau de cologne te besprenkelen en haar mond schoon te maken.

Vier nachten heb ik bij haar op de kamer geslapen. Ik wist niet wat ze wel en niet meekreeg en het idee dat ze zich alleen zou voelen als er niemand was, vond ik heel naar. De 4e nacht gebeurde er iets wonderlijks. Ik werd om 1 uur wakker. Mijn moeder ademde heel licht en boven m’n hoofd was het een drukte van jewelste. Zielen, geesten, hoe je het ook wilt noemen en ik zei heel nuchter ‘jullie moeten niet bij mij zijn, maar bij haar.’ Ik had echt het idee dat dit het moment was waarop ze werd ‘gehaald’ dus ik ging naast haar zitten, wachtend op het einde. Maar toen werd haar ademhaling weer dieper.

En ineens kwam het besef: ik moet haar loslaten, ik zit in de weg. Die dag ben ik nog bij haar geweest, maar die avond ging ik naar huis. Het is tijd voor de volgende fase en thuis heb ik ook mensen die me nodig hebben. Mijn taak zit erop hier. Dat voelde ik heel sterk. Toen volgde nog een ultieme test, want de auto wilde niet starten en ik moest ruim een uur wachten op de ANWB. En dan moest ik ’s avonds laat ook nog een uur naar huis rijden. Maar ik hield voet bij stuk. Heb op haar kamer zitten wachten, gaf haar een kus en ging. De volgende ochtend is ze overleden. En het was goed zo.  Ik had haar de ruimte gegeven op haar eigen manier en tijd te gaan. De ultieme vorm van loslaten.

Een week later hadden we een mooi afscheid. En nu, nadat we haar huis hebben leeggehaald en de sleutel hebben ingeleverd, komt het besef dat ze er echt niet meer is. Heb ik twijfels of ik toch niet meer had kunnen doen. Merk ik dat ik mezelf gek kan maken met allerlei gedachten die niets veranderen. En dat gaat ten koste van ruimte voor de mooie herinneringen.

Loslaten is moeilijk, maar ook hier gaat dat weer lukken. Wat houvast geeft is het besef dat loslaten keer op keer ruimte geeft voor mooie dingen: de mooie herinneringen, de liefde. Ik vertrouw er op dat dit ook hier zo zal werken. Dank je voor het lezen van mijn verhaal.